Met uitzondering van bloedgaswaarden, mogen alle andere bloedwaarden zowel uit veneuze als arteriële bloedafnames geregistreerd worden. Voor bloedgaswaarden gebruik je alleen arteriële bloedafnames. Bij het registreren van de FiO₂-waarde gebruik je de actuele instelling van de beademingsmachine, ook als deze nog niet gevalideerd is.
Met uitzondering van de bloedgaswaarden mogen alle andere bloedwaarden zowel uit veneuze als arteriële bloedafnames geselecteerd worden. Dit betekent dat je bij het registreren van bijvoorbeeld natrium, hemoglobine of andere laboratoriumwaarden vrij bent om te kiezen uit beide typen bloedafnames. Voor de bloedgaswaarden (PaCO₂, PaO₂ en pH) mogen alleen de arteriële bloedafnames gebruikt worden.
Voor de FiO₂ (het percentage toegediende zuurstof) vragen wij om de ingestelde beademingsinstelling aan te leveren. Dit houdt in dat je de waarde selecteert die op dat moment op de beademingsmachine is ingesteld. In tegenstelling tot andere device data is het toegestaan om niet-gevalideerde FiO₂-instellingen van de beademingsmachine te gebruiken, mits deze betrekking hebben op het moment van de bloedgasafname. Dit betekent dat je bij het registreren van de FiO₂-waarde mag uitgaan van de actuele instelling op de beademingsmachine, ook als deze nog niet gevalideerd is. Zie ook ons eerdere nieuwsbericht: Nieuws 2024. Indien een patiënt gedurende de eerste 24 uur van de IC-behandeling beademd is geweest (waarbij een fysieke verbinding tussen de patiënt en het beademingsapparaat bestaat en een ademminuutvolume door het beademingsapparaat wordt gemeten), gebruik dan alleen de waarden tijdens beademing. Zo niet, gebruik dan de conversietabel (zie bijlagen MDS) voor patiënten die wél zuurstof toegediend hebben gekregen via bijvoorbeeld een vernevelaar, masker etc. Indien de patiënt niet wordt beademd en géén zuurstof krijgt toegediend, is de waarde voor FiO₂ gelijk aan 21.